Poldermanie



Polderman heeft iets gelezen- Voskuil, Het Bureau

Polderman heeft iets gelezen- Voskuil, Het Bureau

Soms is een boek een pageturner zonder dat precies duidelijk is waarom. Er is geen sprake van een plotstuwende kwestie, het decor waarin het verhaal zich afspeelt is niet bijzonder exotisch, stillistisch is het werk niet duizelingwekkend en tóch verlang je elk moment dat je niet leest naar de wereld van dat boek. Zo’n pageturner bleek ‘Meneer Beerta’, deel 1 van ‘Het Bureau’ van Voskuil te zijn.

Het Bureau is het literaire equivalent van Rail Away, het treinenprogramma dat de EO al sinds zijn schepping uitzendt. Het boemelt voort, kalm en onderhoudend. Er gebeurt, afgezien van een lieflijk kerkje of een boeiend vergezicht langs de route, eigenlijk niks, maar toch genoeg om te blijven kijken.

Zo is het ook met Het Bureau: Maarten Koning, alter ego van Voskuil, werkt op Het Bureau, in werkelijkheid de voorloper van Het Meertens Instituut. Hij doet werk dat hij zinloos vindt. Behalve Koning werken er andere mensen op Het Bureau, van wie hij er een paar aardig vindt en een paar niet. Over sommige van die collega’s verandert geleidelijk zijn oordeel. Dat is het. Deel één beschrijft de periode van 1957 tot en met 1965 uit dit kantoorleven, in ruim 750 pagina’s. Chronologisch ook nog eens, zonder flashbacks of andere kapriolen.

Het klinkt oersaai, maar het is fantastisch. Waarom precies is me niet duidelijk, maar ik ben meteen verslingerd aan Het Bureau.

Misschien is het de setting: voor iemand met zo’n stevige kantoorartikelenfetish als ik is een kantoor in het computer- en managerloze tijdperk een hemels decor: er zijn kaartenbakken met kaartjes (‘fiches’, heetten die toen), doordrukvellen, boeken, stempels, stapels papier en een conciërge met een vouwbeen (en nee, jeugdige lezertjes, dat is geen lichamelijke aandoening).

Koning brengt bij Het Bureau volkscultuur in kaart; hij onderzoekt bijvoorbeeld waar in Nederland men de nageboorte van een paard in een boom hing en waar men deze begroef. Verklaart dit dan mijn verslingering aan Het Bureau? Het lijkt mij namelijk een droombaan om me hele dagen onledig te mogen houden met onderzoek naar de bestemming van paardennageboorten. Maarten ziet er het nut niet van in, en dat is natuurlijk niet leuk voor hem, maar de frustratie waarmee hij dat keer op keer kenbaar maakt is buitengewoon geestig.

Of zou het de subtiele humor zijn waardoor ik meteen zo verknocht ben aan dit boek? Het is allemaal droog en onderkoeld, op echte mensen gebaseerde personages worden vaak met een paar vileine karakteriseringen neergezet (“De nadruk waarmee hij sprak was de nadruk van een man die geen tegenspraak duldt, ook niet als hij weinig of niets van het onderwerp afweet.”).

Hoe het ook zij, ik ben verslaafd. En het heerlijke is: Er zijn nóg zes dikke delen, én er zijn talloze pagina’s geschreven over de romancyclus. En dat ga ik nu allemaal lezen. Achter elkaar. Op naar deel twee!

 

Verschenen in De Volkskrant, 24 augustus 2019.